Pagina's

maandag 18 februari 2019

Falcon zeil in lichte wind, Grevelingen




Grevelingen, 17 februari 2019, ten westen van de Hompelvoet op weg naar Ouddorp. Cameraman Adrian Iorgu. Peddelzeiler Berend Schilder, met Falcon-zeiltje. Windkracht 3 (bijna), Zuidzuidwest.

Rollen zonder zeiltje

Rollen zonder zeiltje is voor mij nu nog een hele klus. Pas sinds kort lukt het zo af en toe. Gelukkig heeft medelid Sjaak-Jan van onze naburige kanovereniging RCC in Rotterdam mij een keertje gefilmd zodat ik kan zien wat ik toen - die ene keer - fout deed. Na goed kijken zag ik het opeens: op het moment van de sweep met mijn peddel draai ik het blad op het laatste moment nog ietsje naar beneden. Geen wonder dat de peddel tijdens de vegende beweging naar beneden zakt en nul steun biedt, de meest voorkomende fout van beginnende rollers.
Ik vind het sowieso lastig om ondersteboven hangend mijn peddel helemaal op het wateroppervlak te krijgen. Het lijkt wel alsof ik te stijf ben in mijn heupen en rug om ver genoeg naar boven te reiken. Met duikbrilletje zie ik precies hoe ver het wateroppervlak is en dat ziet er voor een lange man als ik uit alsof ik me omhoog moet werken uit de gezonken Koersk-duikboot op 800 meter diepte. De gedachte is dan: 'Dat gaat je nooit lukken!' Ik kan maar beter zonder brilletje oefenen. Hier het filmpje met de net verkeerde bladstand waardoor de peddel tijdens de draai veel te snel naar beneden zakt. Ik kom maar net boven. Pfff...


Dit soort filmpjes zijn ontzettend leerzaam. Je ziet precies wat je fout doet. Dat dringt misschien dieper door in je hersenpan dan een instructeur die achteraf vertelt wat er mis ging. Maar goed, deze fout zal ik niet meer maken. Op naar de volgende... Ik zie in het filmpje nog wel meer rare dingen. Mijn hoofd komt te vroeg omhoog doordat ik niet lang genoeg naar mijn peddelblad kijk. En de peddelsteel trilt tijdens de rol heen en weer ten teken dat ik veel te veel brutekracht zet. En dat komt weer doordat het blad wegzakt. En om over de heupzwaai nog maar te zwijgen. Die mag ook nog wel iets krachtiger. En misschien houd ik mijn linkerhand niet dicht genoeg bij mijn romp. Geen wonder als je reikende peddelblad wegzakt. En zo maak ik mezelf gek. Filmpjes zijn eigenlijk helemaal niet leuk.

zondag 17 februari 2019

Grevelingen, rondje Hompelvoet

Een prachtige zondag, 17 februari 2019, op de Grevelingen. Met een groepje Never Dry-leden. Als enige had ik het gewaagd mijn Falcon-zeiltje voor het eerst uit te proberen op groot water. De voorspelling was windkracht 4, maar het werd niet meer dan een krappe 3. Onze Roemeense vriend Adrian Iorgu ging ook mee en filmde soms even met een GoPro op zijn helm. Ik had geen idee hoe het Falcon-zeiltje zich zou houden op groot water. Na een winter van ontwerpen, lamineren en weet-ik-niet-veel-wat wilde ik wel eens waar voor de moeite en het geld zien. Als het maar niet meteen hard waaide!

We gingen te water op het strandje van restaurant Twist, vlakbij de Grevelingendam. We zouden eerst oostwaarts gaan en dan afzakken om de Hompelvoet te ronden, lunch op de Archipel en dan weer terug naar het strandje bij de auto's. De wind was zuid dus we hadden meteen halve wind op onze beginkoers naar  het oosten. De wind pakte heel rustig het zeiltje en na een piepklein rukje kwam de vaart er al in. Het ging nog behoorlijk hard voor zo weinig wind. Mijn hemel, ik hoefde nauwelijks mee te peddelen. Mijn snelheid puur op het zeil lag bijna gelijk aan die van de groep, ik schat zo'n zes à zeven kilometer per uur. De goedbedoelde opmerkingen schalden over het water. 'Hé, luie donder, haal die grijns van je gezicht.' Ik kon wel een beetje juichen. De verhalen van Falcon-peddelzeilers op de facebookpagina van leverancier Patrick Forrester waren niet overdreven.

Foto Adrian Iorgu, Grevelingen
Er is duidelijk verschil met deze lichte wind tussen een Falcon en Flat Earth-zeiltje, dat in deze omstandigheden toch wel trager is. De gevreesde kapseis-neigingen bleven uit. Het ging allemaal heel rustig.
Voorbij de Hompelvoet draaiden we naar het zuidoosten, met de wind iets schuin vanaf rechts (Zuidzuidoost). Tijd om de aan-de-windse koers te testen. Al laverend ging ik achter de groep aan. Zoals verwacht was ik nu niet sneller dan de groep maar ik hoefde nog steeds niet veel harder te peddelen. Het kompas zwalkte heen en weer van 145 tot 220 graden. Daarbinnen begon het zeiltje te flapperen dus ik kon niet scherper tegen de wind in dan die koersen. Ik kwam dus telkens 38 graden aan de wind. Niet slecht, maar net niet wat Falcon belooft, namelijk 30 graden. Wellicht is er iets meer wind nodig om dat te halen.

Richting Archipel, pal west, ging het weer heerlijk. Met twintig peddelslagen kwam ik daar aan, geheel uitgerust. Tijd voor de lunch. Bij het strandje vertrok net een andere groep kajakkers. Ik herkende een van hen als Ferry Arts, een van de weinige vaarders die ook een (Flat Earth) zeiltje voert. We hadden elkaar leren kennen via internet en dan is het een vreemde gewaarwording om hem plotseling in het echt te zien. We gaven elkaar een hand, nog gezeten in onze kajaks.
Adrian vond op het eiland een grote spartelende zoetwaterkrab. Iede bracht de krabscharen tot vlak aan zijn lippen. Altijd een uitdaging... Ik trof in de bosjes een verlaten vogelnest aan met vijf flinke eieren en een dood kuikentje dat er half uitgekropen was. Een oogje bleef mij strak aankijken. Arme diertje.

Het laatste stuk verder om de Hompelvoet heen en dan noordwaarts terug naar de auto's, beloofde nog wat surf maar bij nader inzien stond de wind schuin van achteren. Een halve surf dan maar. Het maakte mij niks uit. Meneer Falcon ging wat verder uit en hupsakee, daar vloog ik weer. Nog steeds een zwak windje en toch al een behoorlijke snelheid met dit nieuwe zeil.
Ik moest een keer wachten op de groep. Dit ging heel eenvoudig door het zeil helemaal voor de mast te laten uitzwaaien. Dat kan alleen als je geen stagen hebt of stagen die onder de giek blijven. Nadat de groep bijeen was, trok ik het schootlijntje weer wat aan en daar ging het verder. De scheg helemaal naar beneden om ongewenst oploeven te voorkomen. Toch moest ik af en toe achterwaarts peddelroer geven om de boot op de halve surf op koers te houden. Een goede oefening. Veel mensen houden hun peddelblad niet ver genoeg naar achteren, bijna plat tegen de boot. Je merkt dat het roer minder effectief is als je het blad meer naar buiten houdt.
Terug bij het strandje mochten we terugkijken op een fantastische start van het zomerseizoen - al in februari - met zonnetje en een weldadige graad of veertien. En ik ben extra blij met mijn Falcon-zeiltje!

maandag 11 februari 2019

Rollen met een kajakzeil

Kan je rollen met een kajak als er een goed zeiltje op staat? Jazeker. Zelf kan ik nog niet goed rollen, laat staan met een zeiltje. Maar ik weet zeker dat het mij dit jaar (2019) gaat lukken. Ik ben er bijna, ik voel het!

Kijk eens naar dit filmpje op YouTube. In beeld is Patrick Forrester, eigenaar van Falcon Sails.
https://youtu.be/a8ANYekiqws Hij doet een re-entry met een Falcon-zeil.

Er zijn twee manieren om te eskimoteren met een zeil.

1e manier
De eerste is het meest trefzeker: haal onder water de voorschoot uit de klem voordat je de rol inzet. Zowel bij een Flat Earth-zeil als bij een Falcon-zeil zal dan de mast ruimte krijgen om naar je toe te komen. Er ontstaat dan genoeg ruimte in de zijstagen zodat de mast en het zeil opzij kantelen terwijl je rolt. Er is dan nauwelijks nog weerstand in het water. De kajakker komt boven met het zeiltje plat op het water. Zie het filmpje hierboven.
En hier zie je het ook duidelijk (rollen met een Flat Earth-zeil):



2e manier:
Een tweede manier is rollen waarbij je eerst de schoot losgooit. De mast blijft dan staan, maar het zeiltje zal meegeven. Ik denk dat je op die manier iets meer weerstand zal voelen dan bij de eerste methode (voorstag los). Het is misschien raadzaam om dan scullend omhoog te komen aan het wateropppervlak en daarna met een hoge steun omhoog komen. Al of niet met achterwaarts leunen op je dek.
In mijn geval zal ik deze manier onder de knie moeten krijgen omdat mijn mast is doorgestoken, zonder verstaging. Ik kan dus alleen mijn zeiltje losgooien.

Hier een filmpje van een kajakker die scullend omhoog komt met een groenlandpeddel en alleen de schoot van zijn zeiltje losgooit. Of zelfs dat niet eens, het is niet goed te zien. In veel gevallen zal het zeiltje tijdens een kapseis al ver genoeg uitstaan om geen last te veroorzaken bij het rollen. Alleen bij een kapseis tijdens een aan-de-windse koers met het zeiltje ver ingetrokken, zal je de schoot moeten losgooien.





woensdag 6 februari 2019

Oskar Speck: de man die 30.000 zeemijl peddelzeilde

Het verhaal van de Duitser Oskar Speck is een krankzinnig verhaal. Onvoorbereid en onbedoeld heeft hij het grootste avontuur aller tijden beleefd met een krakkemikkige, vooroorlogse kano met zeil.


Speck in zijn zeilkano, vermoedelijk in de buurt van Jakarta, gefotografeerd met zijn eigen camera gekocht met geld dat hij van een nazi had gekregen. Inclusief swastika voorop. 


  • Bankroet door de oorlog begon hij aan een kanoreis naar Cyprus waar hij een baantje zou zoeken in de kopermijnen.

  • Eenmaal op de Middellandse Zee besloot hij door te peddelen, met een zeiltje erbij.

  • Speck had altijd angst om te kapseizen. Hij kon niet zwemmen.

  • Het werd een tocht van 30.000 zeemijl in zeven jaar naar Australië. Dat record staat nog steeds.

  • In Australië kwam hij in het najaar van 1939 aan met een swastika op zijn zeil genaaid, niet wetend dat Hitler Polen was binnengevallen. Hij werd prompt zeven jaar geïnterneerd als vermeende nazi-spion. 

  • Speck bleef tot zijn dood in 1995 in Australië wonen en werken als handelaar bij een opaalmijn.

  • Hij heeft slechts een keer, in 1970, Duitsland nog eens bezocht.



Oskar Specks verhaal begint met zijn elektrotechnisch bedrijf in Hamburg. In 1931 ging hij door de ongekende crisis failliet en ontsloeg hij noodgedwongen zijn 21 medewerkers. Het jaar daarop besloot hij Duitsland vaarwel te zeggen en binnendoor langs Oostenrijk, Joegoslavië en Bulgarije te peddelen in een gammele kano. Het was een vouwkano die hij ‘Sunnschien’ doopte. Zijn enige ervaring met kanoën waren de spaarzame uurtjes op de meren rond Hamburg met zijn kanovereniging.

In Cyprus zou hij een baan kunnen vinden in een kopermijn, dacht hij. Maar op de Middellandse Zee begon hij te peddelzeilen met een grootzeiltje en fok. Hij had ook een enorm spatzeil gemaakt om de kolossale kuip enigszins af te dichten.

De trip zou op Cyprus eindigen, maar toen hij dat eiland betrad in 1933 was hij niet langer van plan een kopermijn te zoeken. In plaats daarvan smeedde hij een vaarplan richting de Perzische Golf en India. En zo vaarde hij door, levend op een rantsoen van ingeblikt vlees, gecondenseerde melk, kaas en chocolade.

Na een tocht van 48 uur zonder slaap arriveerde hij in Syrië waar hij de bus nam naar de rivier de Eufraat, met wellicht de vouwkano op het dak van die bus. Het enige stukje dat hij over land zou reizen. Vanaf de rivier peddelde hij door Irak richting Perzische Golf. Hij vertelde later dat hij toen werd overvallen door zwermen raven, gewapende kustbewoners en dieven die zijn kano stalen. Die kreeg hij pas terug nadat hij de plaatselijke politie smeergeld had betaald.

Eenmaal in de Golf peddelzeilde hij voor de lol achter haaien aan, maar hij leefde nog steeds op een karig rantsoen met weinig water, aangevuld met in zee drijvende dadels die van de bomen langs de kust waren gevallen. Ook verwaaide hij door de aflandige wind naar een onbewoond zandeiland waar hij veertien dagen rondhing met een ontbindend lijk als enige metgezel.

Ter hoogte van Iran liep hij voor het eerst malaria op, wat leidde tot een maandenlang oponthoud. Ondertussen wachtte hij op een nieuwe kano uit Duitsland omdat zijn eerste kano was verpletterd door zandstormen.

En zo strompelde hij min of min verder tot Pakistan, toen onder Brits bestuur. Hij kwam daar in contact met de hoge Britse militair Sir Norman Carter die gefascineerd was door Specks reis die inmiddels al twee jaar aan de gang was. Tevens hield hij zich ’s avonds op in Britse kroegen.




Speck werd aldus langzamerhand een bekende gekke kanovaarder uit Duitsland wat zeker niet altijd in zijn voordeel werkte. In India wilde hij het liefst via estuaria en pal langs de stranden varen, maar nieuwsgierige lokale mensen drongen zich op langs de riviermondingen. Hij voelde zich gedwongen verder buitengaats over de Indische Oceaan te peddelzeilen waar hij tot acht keer omsloeg zonder de zwemkunst machtig te zijn. Het was ook in India dat hij voor het eerst werd opgepakt op verdenking van spionage. Hij werd weliswaar twee dagen later weer vrijgelaten, maar de verdenkingen zouden nog lange tijd aan hem kleven.

Toch had hij ook voordeel van zijn naamsbekendheid. Aanvankelijk waren het Duitse vrienden en familieleden die af en toe geld stuurden, maar in India waren het Britse welgestelden met gevoel voor heroïek die zijn plannen voor een doorreis naar Australië verder financierden.

Oskar Speck 1907-1995


Hij peddelzeilde verder naar Jakarta waar een nazi hem verwelkomde en geld gaf. Waarschijnlijk om het nationaal-socialistische gedachtegoed te promoten. Het was deze man die Speck ook nog een swastikavlag gaf. Speck naaide deze op de fok. Van het geld kocht hij een filmcamera en een fototoestel. Gelukkig maar, want daardoor zijn er nog wat beelden van Speck bewaard gebleven, uitsluitend van zijn mijlen door Indonesische  wateren.



Ondertussen hadden de nazi’s in Duitsland lucht gekregen van Speck’s grote avontuur en zetten op hun beurt ook de propagandamachine aan. Dit keer in omgekeerde richting: Speck was een ‘gevluchte lafaard’ die zijn plicht had verzuimd om de ‘eer van het vroegere Duitsland te herstellen’. 

Het is onduidelijk of Speck dit wist. In ieder geval peddelzeilde hij weer verder langs diverse eilanden van Indonesië. Eilandbewoners zagen een soort God in hem, met zijn tovercamera’s, zo schreef Speck in brieven naar huis. Totdat bewoners van het eiland Lakor hem in zijn slaap oppakten, vastbonden en een uur lang vreselijk afranselden en gebaarden dat zij hem zouden onthoofden. De klappen leverden hem een gescheurd trommelvlies op. In de loop van de nacht kon hij ontsnappen en met zijn kano wegvaren terwijl boze bewoners woest naar hem schreeuwden vanaf het strand. Zij hadden geen boten om de achtervolging in te zetten. Speck peddelzeilde - ongetwijfeld getraumatiseerd - 1600 kilometer langs diverse missionarisposten voor medische hulp. Pas in Soerabaja vond hij een adequaat ziekenhuis. 

In deze tweede stad van Indonesië verbood het Nederlandse bestuur hem weer terug naar het oosten te varen door ‘Nederlandse’ territoriale wateren van Indonesië. Officieel omdat zij Specks veiligheid niet konden waarborgen, maar vermoedelijk ook omdat zij van deze vreemde Duitse snuiter af wilden. Hierdoor zag Speck zich gedwongen buitenom te varen via de noordkust van Nieuw Guinea richting Australië. Speck had geen flauw idee waarom de Hollanders zo vijandig deden. Dat was weer een aanwijzing dat hij evenmin enig benul had van de oplopende spanningen tussen Duitsland, Europa en de rest van de wereld. Vermoedelijk waren zijn familieleden in hun brieven daar ook niet duidelijk over. De inval in Tsjechië, de Anslüss van Oostenrijk, de inval van Polen en de acties tegen joden, in de brieven van zijn familie was daar volgens latere onderzoekers van het Nationaal Maritiem Museum van Australië niks over te lezen. Wel reageerde Speck nogal fel op een brief van zijn zus die hem verweet zich niet in te zetten voor het vaderland, wellicht ingegeven door de anti-propaganda van de nazi's. Speck raakte verbitterd en wees haar erop dat hij juist bezig was met een topprestatie namens Duitsland en dat hij daarvoor niet fysiek aanwezig hoefde te zijn in zijn thuisland. 

In juli 1939 bereikte hij de uiterste oostpunt van Nieuw-Guinea. Vandaar zakte hij af naar het zuiden, richting Australië, door de Straat van Torres. In het najaar peddelzeilde hij langs diverse Australische eilanden totdat hij in Saibai werd opgepakt door de Australische politie en vastgezet, weer op verdenking van spionage. Al gauw werd duidelijk dat dat wel meeviel. Een spion zou wel gek zijn om een opzichtige swastika op een kano te zetten. Specks brieven en dagboeken bleken na onderzoek door de politie ook geen politieke standpunten te bevatten maar toch hielden de Australiërs hem voor de zekerheid vast tot januari 1946. Zeven jaar lang verbleef hij in twee gevangenkampen, waar hij het leven van de bewaarders zuur maakte door uitgebreid te steggelen over zijn rechten en kwaliteit van het verblijf. 

Na zijn vrijlating vond Speck eindelijk een mijn waar hij werk kon krijgen. Dat was een opaalmijn ten noorden van Sydney, waar hij eerst steenkliever werd en later handelaar in opalen. Hij trouwde met een Australische en bezocht zijn thuisland nog een keer, in 1970. In 1995 overleed hij in Australië, 88 jaar oud.

Zijn roemruchte tocht is niet vergeten. Nog steeds zijn er Australiërs die de tocht vanuit Duitsland gedeeltelijk na doen. Onder betere omstandigheden, beter getraind, met een betere kajak en met een beter zeiltje.


Sandy Robson uit Australië deed de tocht gedeeltelijk over vanaf Duitsland, met een 'schamele' afstand van 23.000 kilometer. Ze gebruikte hiervoor een Flat Earth-zeiltje. Zie ook www.sandy-robson.com


          


dinsdag 5 februari 2019

Geschiedenis van het kajakzeilen

Inuït met Groenlandkajak met zeiltje, vermoedelijk jaren twintig. Met doorgestoken mastje en een enorme twist in het zeiltje.

De geschiedenis van kajakzeilen is pas bekend vanaf 1865, toen de Schot John MacGregor als eerste een zeilkano ontwierp waar hij naam en faam mee behaalde. Waarschijnlijk hebben mensen in de eeuwen daarvoor vast ook eens een zeiltje gezet op hun uitgeholde boomstam. Misschien waren het wel de inuïts die dat al eens probeerden met hun kajaks van houten frames bespannen met zeehondenhuid.


Hoe dan ook, MacGregor – ook bekend als ‘Rob Roy’- ging officieel met de eer strijken toen hij met zijn zeilkano een reis van duizend mijl maakte over de rivieren in Europa. Zijn reis, meer cultureel van aard dan puur een fysieke topprestatie, leverde veel publiciteit op en sprak zeer tot de verbeelding van het Victoriaanse publiek in Groot-Brittanië. Het gaf kort daarna de aanzet tot een hoos aan verschillende types zeilkano’s.



Het waren eigenlijk wat lompe, niet zeewaardige dingen. Tot wel een meter breed en vrijwel altijd met een enorme kuip en van houten planken gebouwd met kopspijkers. We spreken daarom van kano’s. Niet van kajaks die een klein kuipje hebben dat waterdicht is afgesloten met een spatzeil, zoals de kajaks van de inuïts. In feite waren het open zeilboten, maar dan wat aan de smalle kant. Ook het tuig leek erg op dat van een gewone zeilboot uit die tijd: een gaffelzeil met meestal voorop een fok.



In de jaren twintig van de vorige eeuw verschenen de eerste kano’s met een demontabel teakhouten frame bespannen met canvas dat was afgedicht met een rubber laagje. Deze bouwwijze leek nog het meest op de oorspronkelijk kajaks van de inuïts, maar dan nog steeds met een enorme kuip. In 1934 waren het Alastair Dunnett en Seumas Adam (‘The Canoe boys’) die met zo’n opvouwbare Lochaber kano langs de Schotse westkust peddelden, met zeiltje.



Inmiddels was het kanozeilen ook populair op het vasteland van Europa. In Duitsland verscheen de Klepper, ook van teakhouten latten en rubbercanvas of geölied doek. Al of niet met een zeil. Het was de Klepper die een nieuwe generatie durfals in staat stelde tot krankzinnige reizen.


In 1928 bijvoorbeeld peddelzeilde de Duitser Franz Romer als eerste de Atlantische Oceaan over naar de Maagdeneilanden in een Klepper met razeil. 



Hij heeft het wel gehaald maar kwam om tijdens een vervolgreis naar New York. Vermoedelijk in een zware orkaan. Zijn lichaam en boot zijn nooit teruggevonden. 

De Duitser Oskar Speck gebruikte ook een vouwkano met rubbercanvas voor zijn krankzinnige reis van 30.000 zeemijl naar Australië van 1932 tot 1939. Met zijn gaffeltuigje en fok haalde hij meestal een dubbele snelheid vergeleken met gewoon peddelen, zo verklaarde hij later. Zijn record staat nog altijd en zal waarschijnlijk nooit worden verbroken. Althans niet door iemand alleen maar op zoek naar werk, zonder een cent op zak, totaal ongetraind en geheel onvoorbereid zoals Speck het deed. 

En natuurlijk kennen we de circa 1700 Engelandvaarders. Nederlanders die in de oorlogsjaren via Zweden of Frankrijk, Spanje en Portugal vluchtten naar Engeland om van daaruit te vechten tegen de Duitsers. De eersten vluchtten al in juni 1940, met een twaalfvoetsjol over de Noordzee. Door hen kwam de naam ‘Engelandvaarders’ in zwang, hoewel daarna de meesten heimelijk over land reisden. Gedurende de oorlog kozen 32 mannen voor een overtocht per houten kano met zeiltje of zeilende vouwkano van geölied canvas (model Klepper).

Engelandvaarders in kano, type Klepper, met gaffeltuig en zwaardjes. Bron: Tweedewereldoorlog.nl


Van de 32 Nederlandse durfals bereikten slechts 8 mannen de overkant, onder wie de gebroeders Peteri na 56 uur peddelen. De rest verdronk jammerlijk of werd onderweg opgevist door Duitse patrouillevaartuigen, naar concentratiekampen in Duitsland gestuurd of geëxecuteerd. Een vaarder werd op het Nederlandse strand teruggevonden met een strop om zijn nek.

Vrijwel geen van de mannen had enige ervaring met kano’s, laat staan kanoën op zee. Uit latere getuigenissen van de overlevers, opgetekend in onder meer het boekje ‘Ik wil nooit meer oorlog’ van Linda Hoebeke en Conny Rijken, blijkt hoe knullig het soms ging. Engelandvaarder Ed Barten bijvoorbeeld waagt eerst een poging met een motorbootje vanuit de haven van Vlaardingen. In het pikkedonker en in dikke mist loopt hij al vast in de haven en uiteindelijk botst zijn bootje met medereizigers tegen de kont van een gemeerd zeeschip met Duitsers. Barten springt geruisloos overboord en loopt uiteindelijk met een nat pak terug naar Rotterdam. Zijn vier medereizigers slagen erin verder te varen, hoewel zij te laat zijn voor de ebstroom de Waterweg uit. Allen zijn omgekomen op zee. Hun lichamen en boot zijn nooit teruggevonden. Een van hen, Chris van Blitterswijk, heeft wel een fles met hartverscheurend briefje achtergelaten dat een strandvoogd van het Duitse Waddeneiland Süderoog twee maanden later aantrof. 

‘Lieve ouders, broers zusters,

Als ge deze brief ontvangt ben ik niet meer. Ik hoop dat ge me vergeven hebt dat ik woensdag 19 november verdween. Ik ging in de hoop Engeland te bereiken maar sindsdien zwerven wij nog steeds op zee. Wij zijn met z’n vieren, Henk 30 jaar, Koos 25 jaar, Cas 19 jaar en ik 18. We leven van een klein stukje brood en 2 wijnglaasjes water per dag. We hebben al die tijd drie vliegtuigen gezien en voor de rest niet anders dan lucht water en meeuwen…

Vaarwel lieve Ouders Broers en Zusters van harte gegroet van Uw zoon Chris’ 

Ed Barten probeert het na zijn mislukte Vlaardingse avontuur nog eens, op een bitterkoude nacht van 18 graden onder nul vanuit Zandvoort, in een step-raceboot met buitenboordmotortje met noodzeil. Hij roeit met een maat in het donker door de branding om geen motorlawaai te maken. Ze hadden het starten vaak succesvol geoefend, maar buitengaats wil het motortje niet starten door de extreme kou. Verwarmen met een vuurtje durven ze niet uit angst te worden gezien. Gelukkig staat er een oostenwind waardoor ze met zeil een flink eind de zee op kunnen om alsnog ongezien het vuurtje te maken. Zover komt het niet. Opeens gaat er een schok door de boot: ze zitten al weer in de branding en lopen vast, een flink eind naast Zandvoort midden in militair gebied. Navigeren viel kennelijk niet mee in het donker. Weer weet Barten met een nat pak en een bevroren voet te ontsnappen, dwars door Duitse stellingen. Uiteindelijk kiest hij voor een voettocht via Spanje om daar over te varen met een normaal schip naar Engeland.

De bevrijding markeert het einde van de glorieuze zeilkanotochten. Een laatste krachtinspanning levert de Duitse arts Hannes Lindemann in de jaren vijftig met een tweemast zeilende Klepper van de Canarische Eilanden naar St. Maarten (3000 mijl). 

Hannes Lindemann, met gaffelzeil en twee razeiltjes. Hij peddelde nauwelijks tijdens zijn grote oversteek.
Het was hem als arts vooral te doen om de ervaring van de lichamelijke uitputting. Hoe lang kan een mens alleen overleven op zee? De Noor Thor Heyerdahl ging hem op dit gebied voor met zijn vlot de Kon-Tiki in 1947. Ook hij wilde weten of mensen fysiek ooit in staat zijn geweest de Stille Oceaan over te steken. Lindemann deed aan ‘autogenische’ training waarbij hij zijn onderbewuste programmeerde met mantra’s als ‘Je haalt het’ en ‘Blijf naar het westen gaan’. Verder zette hij vraagtekens bij mede-pionier Alain Bombard die beweerde tijdens een oceaanoversteek uitsluitend te hebben geleefd van verse vis en zeewater. Inmiddels zijn artsen het hierover eens. Dagenlang zeewater drinken, ook met kleine slokjes, betekent een wisse dood.

Ondanks alle heroïek raakt de zeilkano na de oorlog minder populair, waarschijnlijk door de economische vooruitgang. Het grote publiek richt zich meer op echte zeilboten, jachtjes of motorkruisertjes die massaal in productie komen. Slechts af en toe is er nog wel eens een zeilende Klepper te ontwaren op de Hollandse plassen.

Pas begin jaren negentig komt de zeilkano weer terug. En hoe! Maar dit keer parallel aan de komst van echte, moderne zeekajaks voor expedities. Wel weer afgeleid van de vaartuigen van de inuïts maar dan van nieuwe materialen zoals polyester versterkt met carbon of kevlar en van polypropyleen waar ook huisvuilzakken van zijn gemaakt. Deze moderne kajaks hebben meer ruimte voor bagage en betere vaareigenschappen in grote golven. Volgens sommigen beter dan de originele kajaks van de inuïts die zich voor de jacht zelden op grote golven zouden hebben gewaagd.

De zeewaardige expeditiekajaks nodigen als het ware uit om er ook een zeiltje op te zetten om nog grotere afstanden te kunnen varen. De zeiltjes lijken echter niet meer op het traditionele gaffeltuig. Het waren de Australische en Nieuw-Zeelandse kajakvaarders die vanaf de jaren negentig experimenteerden met superlichte sprietzeiltjes. Die waren speciaal ontworpen voor het zeekajakvaren, met name voor de grote oversteken op de Tasmanzee.  We spreken daarom ook wel van peddelzeilen omdat het zeilen en peddelen onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, in tegenstelling tot de vroeger zeilkano’s waarbij de juiste peddeltechniek minder belangrijk was als de zeilen opstonden. Bovendien waren de zeilkano’s een stuk breder en vaak voorzien van extra drijvers langs de boorden, zoals de Klepperboot van Franz Romer die had in 1928.

De eerste moderne kajakzeiltjes in de jaren negentig hadden een mast die vlak voor de kuip stond en in een pijp doorliep tot op de bodem. De vaarder kon het mastje eenvoudig plaatsen en weer omhoogtrekken, het zeiltje opvouwen en vastbinden aan dek als het zeilen niet meer ging.

Eind jaren negentig verhuisde de mast verder naar voren, buiten het bereik van de vaarder en zijn peddelbewegingen. Er kwam een flexibel mastvoetje op dek zoals we dat nog steeds kennen waardoor de vaarder het zeiltje met verstagingen kon optrekken en strijken vanuit de kuip. Opeens bleek het ook mogelijk om te rollen door de mast onder water eerst snel los te gooien. Dit leek dus in de verste verten niet meer op een zeilkano.

De meest gevestigde peddelzeiler is de Australiër Mick McRobb die helaas te vroeg overleed aan kanker in 2016. Zijn firma Flat Earth, vernoemd naar het gelijknamige genootschap dat gelooft in een platte aarde, weerspiegelt de eenvoud van alles zoals dat ook uit het zeiltje spreekt. De aarde mag dan een bol zijn, maar vanuit een zeilkajak ziet alles er toch plat uit. McRobb geloofde heilig in dergelijke eenvoud en weigerde consequent zijn zeiltjes wat scherper te snijden voor meer snelheid. Hij wilde dat iedereen, ook beginners, ermee overweg kon en niet in een ranke zeekajak zou kapseizen bij de eerste de beste windstoot.

Mick McRobb

Een tweede belangrijke ontwerper is de Amerikaan Patrick Forrester. Zijn Falcon-zeiltjes zijn sneller maar daardoor iets minder vergevingsgezind.

Verder is er een explosie aan allerlei andere zeiltjes maar die kunnen alleen voor de wind uit, hebben outriggers nodig omdat ze in wezen te groot zijn of zwaarden met een ongelooflijke bende aan dek tot gevolg. Laat staan dat je ermee kunt rollen. Deze zeilen gaan geen fusie aan met een kajak en lijken in wezen een voortzetting van de oude, wat plompe zeilkano’s maar dan in een modern jasje. Het blijven meer zeilboten dan kajaks.

De moderne, werkelijk gefuseerde zeilkajak wordt steeds populairder in Australië, Noord-Amerika en Europa. Nederland blijft nogal achter met voor zover bekend slechts drie peddelzeilers.

Tot zo ver de geschiedenis van bijna anderhalve eeuw kajakzeilen. Een geschiedenis die werd gedomineerd door mysterieuze vaarders. Geheimzinnige kerels, gebiologeerd door een idee en de bruuske uitvoering daarvan, net als de grote alpinisten van vroeger.
De vaarders van nu zullen nooit en te nimmer de prestaties van hun glorieuze voorgangers kunnen evenaren. Zelfs niet degenen die in hun voetsporen treden door een oude tocht te herhalen. Wel maken sommigen nog steeds grote eigen tochten, een enkele keer met de dood tot gevolg, net als toen. Maar de omstandigheden van vroeger - zonder communicatie, betrouwbare weersverwachtingen en nauwelijks kajakervaring noch een gedegen voorbereiding - zijn nu eenmaal niet meer te herhalen. De moderne peddelzeilers zullen hun eigen geschiedenis moeten schrijven.  

maandag 4 februari 2019

Installeren kajakzeil... moet ik gaten boren?

Hoe installeer je een kajakzeil van bijvoorbeeld Flat Earth of Falcon? Lees de gebruiksaanwijzing die de fabrikanten meeleveren. Maar dan nog zijn er vragen. Allereerst de vraag of je gaten moet boren in je boot. Het antwoord is 'ja', maar soms kun je volstaan met maar een paar gaatjes. 
Polyester boten zijn in het voordeel want een gaatje weer dichtmaken is vrij eenvoudig met epoxy of polyestershars en een lapje glasweefsel aan de binnenkant met topcoat aan de buitenkant. Met polyethyleen boten heb ik geen ervaring, maar er schijnen vulmiddelen te bestaan voor het dichtmaken van gaatjes in plastic boten mocht je ooit het kajakzeilen willen opgeven of je boot willen verkopen aan een niet-kajakzeiler.

Een interessante weblog van Douglas Wilcox geeft al wat meer inzicht. Zie http://seakayakphoto.blogspot.com/2010/07/flat-earth-kayak-sails-fitting.html


Positie mast
Cruciaal is de vraag waar je de mast plaatst. Niet zozeer voor de zeileigenschappen want de positie van het zeiltje is voor het zeilen niet zo belangrijk omdat er geen 'balans' bestaat op een zeilkajak. Er is immers geen kiel die tegendruk geeft aan de mast. Het oploeven of afvallen wordt veel meer bepaald door de kajak zelf, met name door de vraag hoeveel wind de kont en de boeg vangen. Dit heeft dus niks met zeilen te maken.
Wel is de positie van de mast belangrijk als het gaat om je peddelbewegingen. Heb je genoeg ruimte voor je peddel als het zeiltje behoorlijk is ingetrokken voor een aan-de-windse koers? En ligt het zeiltje in opgeborgen toestand niet te veel in de weg naast je kuip? In het algemeen geldt: hoe verder  naar voren de mast, hoe beter alles past. Goh, ik moet dichter worden.
Er is echter een beperking in het naar voren plaatsen van de mast. Als het dek te smal wordt - zeg ongeveer smaller dan 17 centimeter, dan zullen de zijstagen te steil omhoog lopen naar de mast. De krachten van de wind op de bevestiging van de stagen worden dan enorm. Bij erg steile stagen zal de zijwaartse kracht vooral ook ombuigen in een neerwaartse kracht. Dan bestaat het gevaar dat het mastvoetjes door het dek wordt gedrukt. De oplossing is dan een dekversteviging met extra polyester-glasmat onder het dek of een stutje tussen het dek en de bodem van de boot. 

Sweetspot
Liever plaats je de mast wat naar achteren. Bij veel boten bevindt de 'sweetspot' zich net voorbij het voorste luik, soms zelfs voorbij het ingebouwde kompas of er net tussenin. Het permanente mastplaatje dat op je dek moet, is maar heel klein dus vaak past het daar wel.
Een andere let-op is de vraag waar zich al dekfittingen bevinden om de twee zijstagen aan vast te maken. Deze stagen horen niet precies haaks op het mastje te staan maar een centimeter of drie verder naar achteren. Immers, je wilt zeker weten dat de stagen de ruimte hebben om mee te bewegen naar beneden als je het mastje neerlaat. Het zou fijn zijn als er al dekfittingen zijn op die plek. Misschien moet je de positie van de mast op die plek afstemmen.
Als de dekfittingen veel verder weg zitten, zit er niets anders op dan aparte oogjes te maken. Voordeel is dan wel dat je meteen zo'n oogje helemaal aan de zijkant van de boot kunt bevestigen voor maximale spreiding van de stagen. Het moeten dan wel zo plat en zacht mogelijke oogjes zijn om te voorkomen dat andere kajakkers hun boot eraan open kunnen halen. Daar maak je geen vrienden mee! 

Ik heb hiervoor een D-ring gebruikt in een platte, afgeronde nylon houder met een boutje door de boot. Aan de achterkant zit nog een carrosseriering om de druk te verdelen. De gatdoorvoer is afgedicht met Sykaflex. Je kunt de D-ringen gebruiken voor de bevestiging van de zijstagen en de achterstag.  
Deze ringen zijn gek genoeg nergens te koop in Nederland. Je kunt ze allen bestellen via internet  op Britse of Australische websites. Zoek op Google Afbeeldingen naar 'nylon D-rings'. Andere D-ringen zijn te scherp (van hoekig metaal) of te dik waardoor andere kajakkers die langszij komen hun boot eraan kunnen openhalen.  


Foto Berend Schilder


Helemaal super de luxe is natuurlijk een dynema-touwtje dat rechtstreeks door twee gaatjes gaat. Aan de achterkant zit ook een carrossiering met een knoopje in het touw. Daar overheen plaats je een glasmatje en lamineer je de boel dicht om het waterdicht te maken.  Het oogt erg mooi, veroorzaakt absoluut geen krassen bij andere boten maar ja, je moet wel twee gaatjes boren in plaats van één.


Foto Douglas Wilcox



Een alternatief waar je helemaal geen gaatjes hoeft te boren is een zelfgemaakte plastic grondplaat waar het hele zaakje op staat: het mastvoetje en zelf geboorde gaten in het plastic om de stagen doorheen te halen. Deze plaat zit vast op de boot met zuignappen, maar je kunt ook volstaan met twee spanbandjes. Voordeel van deze constructie is dat je het complete zeiltje zeer eenvoudig op iedere kajak kan monteren. Nadeel is dat deze constructie niet zo mooi oogt en iets meer oplettendheid vereist. De boel mag niet gaan verschuiven.



Foto Ferry Arts
Tot zover de tricky part van een kajakzeiltje monteren. De rest is kinderspel. De voorstag kan je voorlopig door je toggletouwtje halen op de boeg. Een definitieve oplossing is een mini-katrolletje dat in iedere watersportzaak wel te koop is, onder andere van het merk Ronstan. De achterstag kan op ieder punt wel worden vastgezet. Desnoods span je een apart touwtje overdwars tussen je deklijnen waar de achterstag dan op aangrijpt. 
Hetzelfde kun je doen met de schootlijn waar het zeiltje aan vast zit. Deze kun je laten aangrijpen op een dwars lijntje tussen je deklijnen, al of niet met een heen en weer schuivend katrolletje waar de schootlijn doorheen gaat. Een wieltje op de dekfitting in het midden van het dek werkt ook prima. Let wel op dat de schootlijn min of meer recht naar beneden loopt als het zeiltje helemaal ingetrokken staat. Hoe schuiner de schootlijn staat, des te meer zal de giek van het zeiltje omhoog worden getrokken door de wind. Het zeil komt dan te bol te staan, vooral bij een aan-de-windse koers. De schootlijn is dus ook bedoeld om de giek zo goed mogelijk naar beneden te trekken.

Schootklemmetjes
Tot slot zou je nog twee schootklemmetjes voor de kuip moeten monteren (oeps, nog meer gaatjes boren) om de voorstag en de schootlijn van het zeil op vast te zetten. Wie dit niet wil, kan volstaan met het beleggen van deze twee lijnen op de deklijnen, vlak voor een dekfitting om doorglijden te voorkomen. Wel is het raadzaam om de schoot te beleggen met een slipsteekje zodat je hem direct los kan trekken. En daarna opnieuw vastzetten. Wel een beetje gedoe, zeker met stevige wind. Waarschijnlijk wil je na een dagje peddelzeilen alsnog schootklemmen monteren.

Knutselen
Al met al is er genoeg ruimte om te knutselen. De krachten op het zeil en de lijnen vallen reuze mee. Als het tien kilo is, is het al veel. Een uitzondering zijn de twee zijstagen. De bevestiging aan het dek van deze stagen krijgt het bij harde zijwind flink te verduren omdat de stagen nu eenmaal schuin omhoog lopen en dus niet dwars op de mast staan. Maar de bovengenoemde methodes van bevestigen moeten voldoende zijn. En let op dat het dek sterk genoeg is om de neerwaartse kracht van de mast te dragen. Een stutje onder het dek is geen overbodige luxe!

Meer info op YouTube. 
Voor het Falcon-zeil zie https://youtu.be/2i8_EEExqNg.
Voor Flat Earth zoek op 'how to install a Flat Earth kayak sail'.

Nog een laatste tip: gebruik alleen roestvaststalen boutjes, moeren en carrossieringen. 







  

vrijdag 1 februari 2019

Angst om te peddelzeilen

Ja, ik geef het toe... Een zeiltje op een kajak met een stevige wind is de eerste keer best angstig. Misschien helpt het om te weten dat ik zelf geen durfal ben, matig kan kajakken en niet al te veel zeilervaring heb, of in ieder de wijsheid niet in pacht heb. Ik zal daarom mijn angstmomenten beschrijven, in de hoop dat jij daar wat aan hebt. Te meer daar ik nog nooit ben omgeslagen met een zeiltje en na afloop altijd dacht: 'Nou, was dat nou zo beangstigend?' Wel ben ik twee keer zo geschrokken dat mijn benen even verlamden door een stoot melkzuur of adrenaline, maar dat ik beide keren heel goed kon achterhalen waarom het bijna mis ging. Een typisch geval van eigen schuld, dikke bult. 

Niet lekker
In 2015 zette ik mijn eerste zeiltje op mijn toenmalige Dawn Treader. Een smalle boot van 52 centimeter met flinke wiebeling door de diepe V-vorm. Eigenlijk voelde ik mij sowieso niet lekker in die boot. Maar ja, je hoort verhalen over de optimale balans, de golven die juist op een smalle kajak minder grip hebben en het geraffineerde ontwerp van de Dawn Treader die vooral voor grote vaarders met lange benen heel geschikt is. Allemaal waar, zeker ook dat de golven soms inderdaad geen grip op de boot leken te hebben. Toch voelde ik me als beginnende (zee)kajakker niet altijd prettig. Soms sloeg ik juist bijna om op een vlakke zee met een onzichtbare deining. 


Ik in mijn Dawn Treader, bij de haven van Stellendam. Sommige leden van mijn kanoclub vonden het 'geen gezicht', zo'n grote vent in zo'n smalle boot
Evengoed besloot ik een zeiltje te zetten omdat ik ook wist dat de Dawn Treader strak op koers blijft. Juist om die reden had ik hem gekocht voor 300 euro, als mijn eerste kajak. Een excellente zeiler! En dat was ook zo. Door de lange waterlijn zonder rocker en de extreem diepe V-vorm was die boot niet opzij te krijgen. Een rondje draaien duurde ongeveer drie dagen, maar rondjes draaien is niet wat een peddelzeiler vaak doet dus vooruit met de geit. 
Ik begon voorzichtig en met knikkende knieën op een lekker warme, zomerse Kralingse Plas in Rotterdam met windkracht twee, dicht bij de kant. Dat viel mee. Daarna volgde ik de weerberichten om mijn grens geleidelijk te verleggen. De volgende keer woei het kracht drie en ervaarde ik voor het eerst de sensatie van kajakzeilen. Het ging allemaal piano aan, maar toen al sloeg de gps uit tot zo'n acht kilometer per uur met een heel licht peddeltje erbij. 
Op een gegeven moment kwam windkracht vier aan de beurt. Na een schietgebedje stoof ik al aardig over de plas. Even had ik mijn eerste schrikmoment toen ik zo dom was om met de rug in windkracht vier mijn Flat Earth-zeiltje op te gooien. Dat moet je dus bij voorkeur doen met de wind in je gezicht. Mijn schoot van het zeiltje sloeg halverwege vast in het klemmetje waardoor het zeil niet meteen helemaal uitvierde. Voor de wind vloog ik vooruit met het zeil nog half 'dicht'. Op de een of andere manier geeft dat enorme hellingkrachten naar links en rechts. Mijn spatzeil maakte even kennis met het water maar het liep net goed af.

Vertrouwen
Geleidelijk kreeg ik meer zelfvertrouwen. Een Flat Earth-zeiltje is erg vergevingsgezind, wat wil zeggen dat harde wind al snel naar boven spiraalt en verdwijnt via de bovenkant van het zeil. Er blijft echter genoeg wind over om flink gang te maken. Ik merkte bij deze wind ook dat de boot verdraaid goed vast in het water ligt. Door een klein beetje uit te leunen compenseer je de druk in het zeil waardoor de boot gevangen blijft tussen twee krachten, ongeacht de golven. Dat gaf nog meer vertrouwen.
Zomer 2018 kwam de vuurproef. Ik zou van Holwerd naar Ameland oversteken en weer terug, inmiddels in mijn bredere Capella high volume. Mijn eerste echte zee-oversteek en dan meteen met het zeiltje. De spanning was groot, maar het verliep allemaal voorspoedig. Op de heenweg windkracht drie-vier met matige golven, overwegend halve wind. Ik heb misschien twintig peddelslagen gemaakt. De rest van de tocht nam ik het er eens lekker van. Heerlijk was dat. De terugweg was bijna windstil dus hing het zeiltje erbij als een oude lap.
Diezelfde zomer volgde Middelharnis-Hellevoetsluis met de wind schuin van achteren. Ik klokte gemiddeld 12 kilometer per uur en moest in Hellevoetsluis een half uur wachten op de groep. Boze opmerkingen over de veiligheid, schuldbesef, nooit meer zo dom vooruit varen! Maar ja, het ging zo lekker. Toch heb ik me voorgenomen dan maar cirkeltjes te draaien om de groep heen. Vandaar dat ik hoop op meer kajakzeilers...

Grote schrik
De grote schrik kwam eind 2018. Ik had een zeiltje besteld bij Falcon Sails in Amerika. Dit zeil is iets groter (1 vierkante meter, Flat Earth is 0.8 vierkant meter), maar vooral meer gesneden als een vliegtuigvleugel en daardoor sneller en minder vergevingsgezind. Daar kwam ik al gauw achter op de Kralingse Plas met ijskoud water. Ik vaarde met windkracht vier lekker schuin tegen de wind met behoorlijk ingetrokken zeil. Plotseling kwam er een windstoot uit een iets andere richting, namelijk pal in de zij. En plop, daar ging ik toch bijna om, zeg. Wild scullend aan de lijzijde - daar waar de wind van je afwaait - probeerde ik wanhopig overeind te blijven wat maar net lukte. Je moet natuurlijk uitleunen aan de kant waar de wind naar je toewaait - de loefzijde - maar het ging zo snel dat je in een reflex toch aan de lijzijde gaat steunen. Helaas duurt een windstoot veel langer dan een vervelende golf dus een steun levert maar kort soelaas. De rest van de tijd moet je dan uitzingen door te scullen. 
Gelukkig begon de boot al vooruit racend uit zichzelf op te loeven naar de wind waardoor de druk in het zeil weer afnam. Toch had ik een halve minuut last van lamme benen, als gevolg van toeschietend melkzuur of adrenaline. Ik scheet even zeven kleuren!

Eenmaal aan de kant besefte ik wat er was gebeurd. Ik had het zeil te veel ingehaald. 


Aan de wind (links) gaat plotseling over in een rukwind op halve wind (rechts). Het zeiltje staat nu veel te strak aangetrokken. Kapseis!

Moraal van het verhaal: als je aan de wind vaart - schuin tegen de wind in - wees dan beducht op het draaien van de wind naar opzij. Om ellende te voorkomen trek je het zeil niet verder in dan strikt noodzakelijk. Dat willen zeggen: kijk of er bobbels in het zeil verschijnen direct achter de mast ten teken dat er te veel wind achter het zeil kruipt met krachtverlies als gevolg. Trek vervolgens de schoot een ietsepietsje aan tot de bobbels net weg zijn. Wat ook helpt is het iets intrekken van de scheg. Hierdoor zal de boot iets eerder geneigd zijn op te loeven. Mocht de wind plotseling van opzij komen, dan zal de kajak al snel in de wind draaien waardoor de helling afneemt. Nadeel is alleen dat je wat vaker moet bijsturen met je peddel om ongewild oploeven te stoppen. 

Ben je bewust op halve wind aan het varen, dat geldt hetzelfde. Ook dan kan je bij vlagerige wind de scheg iets meer optrekken dan je normaal zou doen. Ook dan loeft de kajak op bij harde windstoten.
Mocht de wind ook iets draaien, dan is er op deze koers niks aan de hand. Als de wind plotseling meer van voren komt, dan zal het zeil gaan klapperen en niets meer doen. Als de wind opeens schuin van achteren komt, ontstaat te volgende situatie. 



Zoals je ziet zal de wind schuin van achteren bij een zeiltje dat op halve wind staat afgesteld de boot voornamelijk harder naar voren duwen. Niet opzij.

Maar goed, ik was erg gespannen toen ik weer met mijn Falcon-zeiltje de plas op ging. Het waaide weer stevig, was bitterkoud en ik zag mezelf al kopje onder gaan. Ik was zo gespannen dat ik een kajakmaatje vroeg om met zijn boeg langszij te komen. Ik pakte zijn boeg vast en zo gingen we samen een stuk voor de wind uit. Dat ging prima, maar verderop zou de oever ons dwingen linksaf te slaan, op halve wind. Ik had nu echter bedacht om het zeiltje zover uit te zetten dat er net geen bobbels ontstonden. En de scheg iets meer ingetrokken. En toen, in de draai naar links, durfde ik mijn maatje los te laten. Hij verdween al gauw naar achteren. Ik durfde niet te peddelen maar het ging goed! Dat is dus de truc. Je zeiltje maximaal uitvieren. Pfff... Na vierhonderd meter kwam weer de oever in beeld en draaide ik tegen de wind in om te wachten op mijn maatje. Die was een aardig eindje weg. Ik besteedde de tijd aan het neerhalen en opbergen van het Falcon-zeil. Het was wel genoeg zo. Komende zomer staat Harlingen-Terschelling op het programma met het Falcon-zeil. Misschien zonder schietgebedje.


Het Falcon-zeil op mijn Capella high volume

















Zwaarden: doodzonde!

Nog even een persoonlijke overdenking wat betreft zwaarden. Je weet wel, die neerlaatbare dingen om te voorkomen dat een zeilboot zijwaarts wegdrijft in de wind. Dit heet 'verlijeren'. Ik liet eens een zeer ervaren collega-kajakker in mijn oude Dawn Treader zeekajak met een Flat Earth-zeiltje. Er stond een heel licht briesje. Het eerste dat hij deed was een peddelblad diep in het water steken naast de boot. Bij wijze van zwaard. Het idee dat alles wat zeilt een zwaard, kiel of midzwaard nodig heeft is hardnekkig. Dit idee komt natuurlijk uit de zeilerswereld.

Lang verhaal kort: als jouw kajak prima rechtuit vaart en met zijwind weinig verlijert - al of niet met een beetje scheg - zal hij ook weinig verlijeren met een goed kajakzeiltje. De reden is dat een kajak in wezen al van zichzelf een lange scheg is. Laat iemand jouw kajak vooruit slepen en je weet dat slechts een kajakker al voldoende is. Laat nu iemand jouw kajak zijwaarts slepen en je zal merken dat je minstens vier sterke mensen nodig hebt om een beetje zijwaartse snelheid te krijgen. Hetzelfde effect heb je met een plank van vijf meter die op z'n kant in het water ligt. Die is eenvoudig vooruit te duwen maar onmogelijk opzij.
Overigens, de zijwaartse weerstand is het zwakst als de plank (of de kajak) bijna stilligt. Duw je de plank vooruit met 10 kilometer per uur, dan zal deze plank behoorlijk veel meer weerstand geven om nog opzij te glijden. Dus als je met je zeiltje meepeddelt, zal het verlijeren snel verminderen.

De naakte romp van een zeiljacht zonder zeilen en kiel, zwaarden of midzwaard is veel gemakkelijker opzij te slepen. De romp onder water ziet er dan ook heel anders uit. De overgang van de zijkant naar de bodem ( de 'kimmen') is heel rond, niet zo hoekig als bij een kajak. Dat geeft al aardig wat zijwaartse drift. En van boven gezien lijkt een zeiljacht op een soort sigaar, een ei of een druppelvorm. Allemaal bedoeld om zo soepel mogelijk vooruit te komen, maar een regelrecht drama als het gaat om verlijeren. Bovendien zijn de meeste jachten en open zeilboten zeer breed en naar verhouding volstrekt niet lang genoeg om enige zijwaartse weerstand in het water te veroorzaken. Zonder kiel of zwaarden zou een zeilschip net zo hard opzij gaan als vooruit. En met de wind in de rug als een gek om zijn eigen as rondtollen. 
Een zeilschip zou net als een kajak minstens tien keer langer moeten zijn dan zijn eigen breedte om enigszins te kunnen varen zonder zwaarden of kiel. Een jacht van vier meter breed zou dan dus veertig meter lang moeten zijn. Zulke zeilschepen bestaan niet. En het zou ook een hoekige onderkant moeten hebben. En een stuk minder zeil moeten voeren, net als bij een zeilende kajak met maar een vierkante meter zeil. Kortom, zeilschepen kunnen absoluut niet zonder kiel of zwaarden. Vandaar de hardnekkige misvatting bij ervaren zeilers dat een zeilende kajak ook zoiets nodig heeft.

Let wel, we hebben het hier over ranke kajaks van minimaal vijf meter lang. Het liefst met een knikspant, zoals de Explorer van Nigel Dennis voor nog meer zijdelingse weerstand of een kajak met een diepe v-vorm zoals de Dawn Treader waar ik zelf drie jaar mee heb gepeddelzeild. Mijn hemel, dat ding was met nog geen tien paarden van een rechte koers af te houden. Zag ik een boei in de verte waar ik naartoe wilde, dan hoefde ik daar alleen maar recht op af te peddelzeilen om zeker te weten dat ik er uiteindelijk tegenaan zou botsen. Ook zonder peddelen dus puur zeilend gebeurde dat.
Met mijn huidige Capella met redelijk ronde kimmen en zeer flauwe V-vorm, moet ik af en toe even een boogslag geven om niet te veel af te drijven, maar ik heb absoluut geen zwaarden nodig. Het is wel opmerkelijk dat mijn huidige boot slechts vier centimeter breder is dan de Dawn Treader en zo'n vijf centimeter minder diepe V-vorm heeft en dat zoiets al verschil oplevert. Maar goed, ik heb het er graag voor over want de Capella is voor mijn lichaam veel stabieler dan de Dawn Treader. Een wiebelboot die volgens velen bij mijn club totaal ongeschikt was voor mijn brede zware lijf. Maar hij peddelzeilde fantastisch! 
Anders is dat misschien met zeer brede, korte kajaks. Om maar te zwijgen van de opblaasbare speelbootjes, de brede, korte viskajaks en de o zo stabiele wildwaterachtige speelbootjes. Ik denk dat die minder strak vooruit gaan onder zeil. 

Er zijn natuurlijk nog tal van andere redenen om vooral geen zwaarden te gebruiken. Zoiets geeft een enorme bende aan dek, een hoop gedoe om telkens te monteren en demonteren. Bovendien is het idee van peddelzeilen dat het simpel blijft. Je moet een zeiltje eenvoudig kunnen opbergen en weer opzetten. Met al die extra troep aan dek is dat een stuk minder eenvoudig. En ik zie niet hoe je met alle beugels, boutjes en moeren, extra bedieningslijnen en weet-ik-niet-wat-nog-meer kunt rollen met zo'n kajak. De extra rolweerstand met twee zwaarden die vrolijk omhoog of omlaag steken zal niet misselijk zijn. Nog afgezien van de boze opmerkingen van redders die langszij komen om jou weer in de boot te krijgen. 

Onder enthousiaste peddelzeilers die niet bang zijn voor een ruwe oversteek op zee is het zwaard dus niet populair. Patrick Forrester van Falcon Sails claimt dat slechts een op de vijftig klanten ook zwaarden monteren en dat veruit de meeste van die klanten hun zwaarden na enige tijd weer wegdoen. 
De ontwerpers van moderne, goede kajakzeiltjes die geschikt zijn voor groot water met flinke wind en golven waarbij het zeiltje niet in de weg zit tijdens het peddelen en waarmee je kan rollen, hebben natuurlijk al lang rekening gehouden met kajaks zonder zwaarden. Geloof je me niet? Probeer het eens. Je kan daarna altijd nog zwaarden monteren.