Inuït met Groenlandkajak met zeiltje, vermoedelijk jaren twintig. Met doorgestoken mastje en een enorme twist in het zeiltje. |
De geschiedenis van kajakzeilen is pas bekend vanaf 1865,
toen de Schot John MacGregor als eerste een zeilkano ontwierp waar hij naam en
faam mee behaalde. Waarschijnlijk hebben mensen in de eeuwen daarvoor vast ook eens
een zeiltje gezet op hun uitgeholde boomstam. Misschien waren het wel de inuïts
die dat al eens probeerden met hun kajaks van houten frames bespannen met
zeehondenhuid.
Hoe dan ook, MacGregor – ook bekend als ‘Rob Roy’- ging
officieel met de eer strijken toen hij met zijn zeilkano een reis van duizend
mijl maakte over de rivieren in Europa. Zijn reis, meer cultureel van aard
dan puur een fysieke topprestatie, leverde veel publiciteit op en sprak zeer
tot de verbeelding van het Victoriaanse publiek in Groot-Brittanië. Het gaf kort
daarna de aanzet tot een hoos aan verschillende types zeilkano’s.
Het waren eigenlijk wat lompe, niet zeewaardige dingen. Tot
wel een meter breed en vrijwel altijd met een enorme kuip en van houten planken
gebouwd met kopspijkers. We spreken daarom van kano’s. Niet van kajaks die een klein
kuipje hebben dat waterdicht is afgesloten met een spatzeil, zoals de kajaks
van de inuïts. In feite waren het open zeilboten, maar dan wat aan de smalle
kant. Ook het tuig leek erg op dat van een gewone zeilboot uit die tijd: een
gaffelzeil met meestal voorop een fok.
In de jaren twintig van de vorige eeuw verschenen de eerste
kano’s met een demontabel teakhouten frame bespannen met canvas dat was
afgedicht met een rubber laagje. Deze bouwwijze leek nog het meest op de oorspronkelijk
kajaks van de inuïts, maar dan nog steeds met een enorme kuip. In 1934 waren
het Alastair Dunnett en Seumas Adam (‘The Canoe boys’) die met zo’n opvouwbare
Lochaber kano langs de Schotse westkust peddelden, met zeiltje.
Inmiddels was het kanozeilen ook populair op het vasteland
van Europa. In Duitsland verscheen de Klepper, ook van teakhouten latten en rubbercanvas of geölied doek. Al of niet met een zeil. Het was de Klepper die een nieuwe generatie
durfals in staat stelde tot krankzinnige reizen.
In 1928 bijvoorbeeld peddelzeilde de Duitser Franz Romer als eerste de
Atlantische Oceaan over naar de Maagdeneilanden in een Klepper met razeil.
Hij
heeft het wel gehaald maar kwam om tijdens een vervolgreis naar New York.
Vermoedelijk in een zware orkaan. Zijn lichaam en boot zijn nooit
teruggevonden.
De Duitser Oskar Speck gebruikte ook een vouwkano met
rubbercanvas voor zijn krankzinnige reis van 30.000 zeemijl naar Australië van
1932 tot 1939. Met zijn gaffeltuigje en fok haalde hij meestal een dubbele
snelheid vergeleken met gewoon peddelen, zo verklaarde hij later. Zijn record
staat nog altijd en zal waarschijnlijk nooit worden verbroken. Althans niet door iemand alleen maar op zoek naar werk, zonder een cent op zak, totaal ongetraind en geheel onvoorbereid zoals Speck het deed.
En natuurlijk kennen we de circa 1700 Engelandvaarders.
Nederlanders die in de oorlogsjaren via Zweden of Frankrijk, Spanje en Portugal
vluchtten naar Engeland om van daaruit te vechten tegen de Duitsers. De eersten
vluchtten al in juni 1940, met een twaalfvoetsjol over de Noordzee. Door hen
kwam de naam ‘Engelandvaarders’ in zwang, hoewel daarna de meesten heimelijk over land
reisden. Gedurende de oorlog kozen 32 mannen voor een overtocht per houten kano
met zeiltje of zeilende vouwkano van geölied canvas (model Klepper).
Van de 32 Nederlandse durfals bereikten slechts 8 mannen de overkant, onder wie de gebroeders Peteri na 56 uur peddelen. De rest verdronk jammerlijk of werd onderweg opgevist door Duitse patrouillevaartuigen, naar concentratiekampen in Duitsland gestuurd of geëxecuteerd. Een vaarder werd op het Nederlandse strand teruggevonden met een strop om zijn nek.
Engelandvaarders in kano, type Klepper, met gaffeltuig en zwaardjes. Bron: Tweedewereldoorlog.nl
|
Van de 32 Nederlandse durfals bereikten slechts 8 mannen de overkant, onder wie de gebroeders Peteri na 56 uur peddelen. De rest verdronk jammerlijk of werd onderweg opgevist door Duitse patrouillevaartuigen, naar concentratiekampen in Duitsland gestuurd of geëxecuteerd. Een vaarder werd op het Nederlandse strand teruggevonden met een strop om zijn nek.
Vrijwel geen van de mannen had enige ervaring met kano’s,
laat staan kanoën op zee. Uit latere getuigenissen van de overlevers,
opgetekend in onder meer het boekje ‘Ik wil nooit meer oorlog’ van Linda
Hoebeke en Conny Rijken, blijkt hoe knullig het soms ging. Engelandvaarder Ed
Barten bijvoorbeeld waagt eerst een poging met een motorbootje vanuit de haven
van Vlaardingen. In het pikkedonker en in dikke mist loopt hij al vast in de
haven en uiteindelijk botst zijn bootje met medereizigers tegen de kont van een
gemeerd zeeschip met Duitsers. Barten springt geruisloos overboord en loopt
uiteindelijk met een nat pak terug naar Rotterdam. Zijn vier medereizigers
slagen erin verder te varen, hoewel zij te laat zijn voor de ebstroom de
Waterweg uit. Allen zijn omgekomen op zee. Hun lichamen en boot zijn nooit
teruggevonden. Een van hen, Chris van Blitterswijk, heeft wel een fles met hartverscheurend
briefje achtergelaten dat een strandvoogd van het Duitse Waddeneiland Süderoog twee maanden later aantrof.
‘Lieve ouders, broers zusters,
Als ge deze brief ontvangt ben ik niet meer. Ik hoop dat ge
me vergeven hebt dat ik woensdag 19 november verdween. Ik ging in de hoop
Engeland te bereiken maar sindsdien
zwerven wij nog steeds op zee. Wij zijn met z’n vieren, Henk 30 jaar, Koos 25
jaar, Cas 19 jaar en ik 18. We leven van een klein stukje brood en 2
wijnglaasjes water per dag. We hebben al die tijd drie vliegtuigen gezien en
voor de rest niet anders dan lucht water en meeuwen…
Vaarwel lieve Ouders Broers en Zusters van harte gegroet van
Uw zoon Chris’
Ed Barten probeert het na zijn mislukte Vlaardingse avontuur nog eens, op een bitterkoude nacht van 18 graden onder nul vanuit Zandvoort, in een step-raceboot met buitenboordmotortje
met noodzeil. Hij roeit met een maat in het donker door de branding om geen
motorlawaai te maken. Ze hadden het starten vaak succesvol geoefend, maar buitengaats wil het motortje niet starten door de extreme kou.
Verwarmen met een vuurtje durven ze niet uit angst te worden gezien. Gelukkig
staat er een oostenwind waardoor ze met zeil een flink eind de zee op kunnen om
alsnog ongezien het vuurtje te maken. Zover komt het niet. Opeens gaat er een
schok door de boot: ze zitten al weer in de branding en lopen vast, een flink eind naast Zandvoort midden in
militair gebied. Navigeren viel kennelijk niet mee in het donker. Weer weet
Barten met een nat pak en een bevroren voet te ontsnappen, dwars door Duitse stellingen. Uiteindelijk kiest
hij voor een voettocht via Spanje om daar over te varen met een normaal schip
naar Engeland.
De bevrijding markeert het einde van de glorieuze
zeilkanotochten. Een laatste krachtinspanning levert de Duitse arts Hannes
Lindemann in de jaren vijftig met een tweemast zeilende Klepper van de
Canarische Eilanden naar St. Maarten (3000 mijl ).
Hannes Lindemann, met gaffelzeil en twee razeiltjes. Hij peddelde nauwelijks tijdens zijn grote oversteek. |
Ondanks alle heroïek raakt de zeilkano na de oorlog minder populair, waarschijnlijk
door de economische vooruitgang. Het grote publiek richt zich meer op echte
zeilboten, jachtjes of motorkruisertjes die massaal in productie komen. Slechts
af en toe is er nog wel eens een zeilende Klepper te ontwaren op de Hollandse
plassen.
Pas begin jaren negentig komt de zeilkano weer terug. En
hoe! Maar dit keer parallel aan de komst van echte, moderne zeekajaks voor expedities. Wel weer
afgeleid van de vaartuigen van de inuïts maar dan van nieuwe materialen zoals
polyester versterkt met carbon of kevlar en van polypropyleen waar ook huisvuilzakken van zijn gemaakt. Deze moderne kajaks hebben meer ruimte voor bagage en betere
vaareigenschappen in grote golven. Volgens sommigen beter dan de originele
kajaks van de inuïts die zich voor de jacht zelden op grote golven zouden
hebben gewaagd.
De zeewaardige expeditiekajaks nodigen als het ware uit om
er ook een zeiltje op te zetten om nog grotere afstanden te kunnen varen. De
zeiltjes lijken echter niet meer op het traditionele gaffeltuig. Het waren de
Australische en Nieuw-Zeelandse kajakvaarders die vanaf de jaren negentig experimenteerden met
superlichte sprietzeiltjes. Die waren speciaal ontworpen voor het zeekajakvaren,
met name voor de grote oversteken op de Tasmanzee. We spreken daarom ook wel
van peddelzeilen omdat het zeilen en peddelen onlosmakelijk met elkaar zijn
verbonden, in tegenstelling tot de vroeger zeilkano’s waarbij de juiste
peddeltechniek minder belangrijk was als de zeilen opstonden. Bovendien waren de
zeilkano’s een stuk breder en vaak voorzien van extra drijvers langs de
boorden, zoals de Klepperboot van Franz Romer die had in 1928.
De eerste moderne kajakzeiltjes in de jaren negentig hadden
een mast die vlak voor de kuip stond en in een pijp doorliep tot op de bodem.
De vaarder kon het mastje eenvoudig plaatsen en weer omhoogtrekken, het zeiltje opvouwen en
vastbinden aan dek als het zeilen niet meer ging.
Eind jaren negentig verhuisde de mast verder naar voren, buiten het bereik van de vaarder en zijn peddelbewegingen. Er kwam een flexibel mastvoetje op dek zoals we dat nog steeds kennen waardoor de vaarder het zeiltje met verstagingen kon optrekken en strijken vanuit de kuip. Opeens bleek het ook mogelijk om te rollen door de mast onder water eerst snel los te gooien. Dit leek dus in de verste verten niet meer op een zeilkano.
Eind jaren negentig verhuisde de mast verder naar voren, buiten het bereik van de vaarder en zijn peddelbewegingen. Er kwam een flexibel mastvoetje op dek zoals we dat nog steeds kennen waardoor de vaarder het zeiltje met verstagingen kon optrekken en strijken vanuit de kuip. Opeens bleek het ook mogelijk om te rollen door de mast onder water eerst snel los te gooien. Dit leek dus in de verste verten niet meer op een zeilkano.
De meest gevestigde peddelzeiler is de Australiër Mick
McRobb die helaas te vroeg overleed aan kanker in 2016. Zijn firma Flat Earth,
vernoemd naar het gelijknamige genootschap dat gelooft in een platte aarde,
weerspiegelt de eenvoud van alles zoals dat ook uit het zeiltje spreekt. De
aarde mag dan een bol zijn, maar vanuit een zeilkajak ziet alles er toch plat
uit. McRobb geloofde heilig in dergelijke eenvoud en weigerde consequent zijn zeiltjes wat
scherper te snijden voor meer snelheid. Hij wilde dat iedereen, ook beginners,
ermee overweg kon en niet in een ranke zeekajak zou kapseizen bij de eerste de
beste windstoot.
Mick McRobb |
Een tweede belangrijke ontwerper is de Amerikaan Patrick
Forrester. Zijn Falcon-zeiltjes zijn sneller maar daardoor iets minder
vergevingsgezind.
Verder is er een explosie aan allerlei andere zeiltjes maar
die kunnen alleen voor de wind uit, hebben outriggers nodig omdat ze in wezen
te groot zijn of zwaarden met een ongelooflijke bende aan dek tot gevolg. Laat
staan dat je ermee kunt rollen. Deze zeilen gaan geen fusie aan met een kajak
en lijken in wezen een voortzetting van de oude, wat plompe zeilkano’s maar dan in een
modern jasje. Het blijven meer zeilboten dan kajaks.
De moderne, werkelijk gefuseerde zeilkajak wordt steeds populairder in Australië,
Noord-Amerika en Europa. Nederland blijft nogal achter met voor zover bekend
slechts drie peddelzeilers.
Tot zo ver de geschiedenis van bijna anderhalve eeuw kajakzeilen. Een geschiedenis die werd gedomineerd door mysterieuze vaarders. Geheimzinnige kerels, gebiologeerd door een idee en de bruuske uitvoering daarvan, net als de grote alpinisten van vroeger.
De vaarders van nu zullen nooit en te nimmer de prestaties van hun glorieuze voorgangers kunnen evenaren. Zelfs niet degenen die in hun voetsporen treden door een oude tocht te herhalen. Wel maken sommigen nog steeds grote eigen tochten, een enkele keer met de dood tot gevolg, net als toen. Maar de omstandigheden van vroeger - zonder communicatie, betrouwbare weersverwachtingen en nauwelijks kajakervaring noch een gedegen voorbereiding - zijn nu eenmaal niet meer te herhalen. De moderne peddelzeilers zullen hun eigen geschiedenis moeten schrijven.
Tot zo ver de geschiedenis van bijna anderhalve eeuw kajakzeilen. Een geschiedenis die werd gedomineerd door mysterieuze vaarders. Geheimzinnige kerels, gebiologeerd door een idee en de bruuske uitvoering daarvan, net als de grote alpinisten van vroeger.
De vaarders van nu zullen nooit en te nimmer de prestaties van hun glorieuze voorgangers kunnen evenaren. Zelfs niet degenen die in hun voetsporen treden door een oude tocht te herhalen. Wel maken sommigen nog steeds grote eigen tochten, een enkele keer met de dood tot gevolg, net als toen. Maar de omstandigheden van vroeger - zonder communicatie, betrouwbare weersverwachtingen en nauwelijks kajakervaring noch een gedegen voorbereiding - zijn nu eenmaal niet meer te herhalen. De moderne peddelzeilers zullen hun eigen geschiedenis moeten schrijven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten