Niet lekker
In 2015 zette ik mijn eerste zeiltje op mijn toenmalige Dawn Treader. Een smalle boot van 52 centimeter met flinke wiebeling door de diepe V-vorm. Eigenlijk voelde ik mij sowieso niet lekker in die boot. Maar ja, je hoort verhalen over de optimale balans, de golven die juist op een smalle kajak minder grip hebben en het geraffineerde ontwerp van de Dawn Treader die vooral voor grote vaarders met lange benen heel geschikt is. Allemaal waar, zeker ook dat de golven soms inderdaad geen grip op de boot leken te hebben. Toch voelde ik me als beginnende (zee)kajakker niet altijd prettig. Soms sloeg ik juist bijna om op een vlakke zee met een onzichtbare deining.
Ik in mijn Dawn Treader, bij de haven van Stellendam. Sommige leden van mijn kanoclub vonden het 'geen gezicht', zo'n grote vent in zo'n smalle boot. |
Ik begon voorzichtig en met knikkende knieën op een lekker warme, zomerse Kralingse Plas in Rotterdam met windkracht twee, dicht bij de kant. Dat viel mee. Daarna volgde ik de weerberichten om mijn grens geleidelijk te verleggen. De volgende keer woei het kracht drie en ervaarde ik voor het eerst de sensatie van kajakzeilen. Het ging allemaal piano aan, maar toen al sloeg de gps uit tot zo'n acht kilometer per uur met een heel licht peddeltje erbij.
Op een gegeven moment kwam windkracht vier aan de beurt. Na een schietgebedje stoof ik al aardig over de plas. Even had ik mijn eerste schrikmoment toen ik zo dom was om met de rug in windkracht vier mijn Flat Earth-zeiltje op te gooien. Dat moet je dus bij voorkeur doen met de wind in je gezicht. Mijn schoot van het zeiltje sloeg halverwege vast in het klemmetje waardoor het zeil niet meteen helemaal uitvierde. Voor de wind vloog ik vooruit met het zeil nog half 'dicht'. Op de een of andere manier geeft dat enorme hellingkrachten naar links en rechts. Mijn spatzeil maakte even kennis met het water maar het liep net goed af.
Vertrouwen
Geleidelijk kreeg ik meer zelfvertrouwen. Een Flat Earth-zeiltje is erg vergevingsgezind, wat wil zeggen dat harde wind al snel naar boven spiraalt en verdwijnt via de bovenkant van het zeil. Er blijft echter genoeg wind over om flink gang te maken. Ik merkte bij deze wind ook dat de boot verdraaid goed vast in het water ligt. Door een klein beetje uit te leunen compenseer je de druk in het zeil waardoor de boot gevangen blijft tussen twee krachten, ongeacht de golven. Dat gaf nog meer vertrouwen.
Zomer 2018 kwam de vuurproef. Ik zou van Holwerd naar Ameland oversteken en weer terug, inmiddels in mijn bredere Capella high volume. Mijn eerste echte zee-oversteek en dan meteen met het zeiltje. De spanning was groot, maar het verliep allemaal voorspoedig. Op de heenweg windkracht drie-vier met matige golven, overwegend halve wind. Ik heb misschien twintig peddelslagen gemaakt. De rest van de tocht nam ik het er eens lekker van. Heerlijk was dat. De terugweg was bijna windstil dus hing het zeiltje erbij als een oude lap.
Diezelfde zomer volgde Middelharnis-Hellevoetsluis met de wind schuin van achteren. Ik klokte gemiddeld 12 kilometer per uur en moest in Hellevoetsluis een half uur wachten op de groep. Boze opmerkingen over de veiligheid, schuldbesef, nooit meer zo dom vooruit varen! Maar ja, het ging zo lekker. Toch heb ik me voorgenomen dan maar cirkeltjes te draaien om de groep heen. Vandaar dat ik hoop op meer kajakzeilers...
Grote schrik
De grote schrik kwam eind 2018. Ik had een zeiltje besteld bij Falcon Sails in Amerika. Dit zeil is iets groter (1 vierkante meter, Flat Earth is 0.8 vierkant meter), maar vooral meer gesneden als een vliegtuigvleugel en daardoor sneller en minder vergevingsgezind. Daar kwam ik al gauw achter op de Kralingse Plas met ijskoud water. Ik vaarde met windkracht vier lekker schuin tegen de wind met behoorlijk ingetrokken zeil. Plotseling kwam er een windstoot uit een iets andere richting, namelijk pal in de zij. En plop, daar ging ik toch bijna om, zeg. Wild scullend aan de lijzijde - daar waar de wind van je afwaait - probeerde ik wanhopig overeind te blijven wat maar net lukte. Je moet natuurlijk uitleunen aan de kant waar de wind naar je toewaait - de loefzijde - maar het ging zo snel dat je in een reflex toch aan de lijzijde gaat steunen. Helaas duurt een windstoot veel langer dan een vervelende golf dus een steun levert maar kort soelaas. De rest van de tijd moet je dan uitzingen door te scullen.
Gelukkig begon de boot al vooruit racend uit zichzelf op te loeven naar de wind waardoor de druk in het zeil weer afnam. Toch had ik een halve minuut last van lamme benen, als gevolg van toeschietend melkzuur of adrenaline. Ik scheet even zeven kleuren!
Eenmaal aan de kant besefte ik wat er was gebeurd. Ik had het zeil te veel ingehaald.
Aan de wind (links) gaat plotseling over in een rukwind op halve wind (rechts). Het zeiltje staat nu veel te strak aangetrokken. Kapseis! |
Moraal van het verhaal: als je aan de wind vaart - schuin tegen de wind in - wees dan beducht op het draaien van de wind naar opzij. Om ellende te voorkomen trek je het zeil niet verder in dan strikt noodzakelijk. Dat willen zeggen: kijk of er bobbels in het zeil verschijnen direct achter de mast ten teken dat er te veel wind achter het zeil kruipt met krachtverlies als gevolg. Trek vervolgens de schoot een ietsepietsje aan tot de bobbels net weg zijn. Wat ook helpt is het iets intrekken van de scheg. Hierdoor zal de boot iets eerder geneigd zijn op te loeven. Mocht de wind plotseling van opzij komen, dan zal de kajak al snel in de wind draaien waardoor de helling afneemt. Nadeel is alleen dat je wat vaker moet bijsturen met je peddel om ongewild oploeven te stoppen.
Ben je bewust op halve wind aan het varen, dat geldt hetzelfde. Ook dan kan je bij vlagerige wind de scheg iets meer optrekken dan je normaal zou doen. Ook dan loeft de kajak op bij harde windstoten.
Mocht de wind ook iets draaien, dan is er op deze koers niks aan de hand. Als de wind plotseling meer van voren komt, dan zal het zeil gaan klapperen en niets meer doen. Als de wind opeens schuin van achteren komt, ontstaat te volgende situatie.
Zoals je ziet zal de wind schuin van achteren bij een zeiltje dat op halve wind staat afgesteld de boot voornamelijk harder naar voren duwen. Niet opzij.
Maar goed, ik was erg gespannen toen ik weer met mijn Falcon-zeiltje de plas op ging. Het waaide weer stevig, was bitterkoud en ik zag mezelf al kopje onder gaan. Ik was zo gespannen dat ik een kajakmaatje vroeg om met zijn boeg langszij te komen. Ik pakte zijn boeg vast en zo gingen we samen een stuk voor de wind uit. Dat ging prima, maar verderop zou de oever ons dwingen linksaf te slaan, op halve wind. Ik had nu echter bedacht om het zeiltje zover uit te zetten dat er net geen bobbels ontstonden. En de scheg iets meer ingetrokken. En toen, in de draai naar links, durfde ik mijn maatje los te laten. Hij verdween al gauw naar achteren. Ik durfde niet te peddelen maar het ging goed! Dat is dus de truc. Je zeiltje maximaal uitvieren. Pfff... Na vierhonderd meter kwam weer de oever in beeld en draaide ik tegen de wind in om te wachten op mijn maatje. Die was een aardig eindje weg. Ik besteedde de tijd aan het neerhalen en opbergen van het Falcon-zeil. Het was wel genoeg zo. Komende zomer staat Harlingen-Terschelling op het programma met het Falcon-zeil. Misschien zonder schietgebedje.
Het Falcon-zeil op mijn Capella high volume |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten