Pagina's

donderdag 17 januari 2019

Zeilen voor dummies

Wat is zeilen nou eigenlijk? Met een zeil buig je de wind om waardoor de kajak naar voren gaat. Zo meteen meer hierover. Allereerst is het handig om te weten dat je kan zeilen op verschillende koersen. Op iedere koers laat je je zeil wat uitvieren of trekt je 'm juist wat in. Iedere koers voelt voor een kajakzeiler totaal anders aan. De verschillen zijn veel voelbaarder dan op een zeiljacht, zeker als er golven staan. De koersen hebben ieder een eigen naam die essentieel zijn als je over kajakzeilen praat. Deze zijn:

Hier lig je met de kop in de wind. Er gebeurt niks, behalve dat je een hoop herrie hoort van het klapperende zeil.



De wind komt schuin van voren
De wind komt van opzij

De wind komt schuin van achteren


De wind komt pal van achteren. Het zeiltje staat voor de wind helemaal uitgevierd, naar links of naar rechts.  


Echt zeilen
Wat je misschien opvalt is dat een zeiltje bij ruime wind of voor de wind in feite alleen maar wind vangt. Je zou op deze koersen net zo goed je jas kunnen spreiden of een windzak kunnen ophouden. 




Echt zeilen doe je pas bij halve wind en vooral aan de wind (schuin tegen de wind in). Het blijft een mysterieus iets: de wind lijkt je te hinderen, maar je gaat toch lekker vooruit. Wat gebeurt er dan precies op deze koersen? 

Kijk eens naar de vleugel van een vliegtuig. Zeilen en vliegen zijn zo'n beetje hetzelfde. Hier zie je een vleugel:


De vleugel is van voren wat bol waardoor bij flinke snelheid de wind aan de bovenkant omhoog wordt gedrukt. Het duurt heel even voordat de wind weer terugkomt naar de vleugel. In die kleine ruimte, waar heel even geen wind is, zelfs geen lucht, heerst geen enkele druk. Er heerst daar een vacuüm. De vleugel wordt in dat vacuüm omhoog gezogen, alsof er een grote stofzuiger boven hangt. Als de vleugels lang genoeg zijn en het vliegtuig gaat hard genoeg, is de zuiging zo gruwelijk sterk dat je er 300 mensen met bagage mee omhoog krijgt, tot boven de Mount Everest. Ongelooflijk!

Je kunt dit volgende plaatje ook zien als een vleugel, waar je dan van boven op kijkt. Dat ziet er zo uit:
De 'vliegtuigvleugel' bungelt hier ook in de wind maar nu heeft de peddelzeiler zijn 'vleugel' - ofwel zeiltje - behoorlijk ingetrokken. De wind blaast daardoor zijdelings in het zeil. We varen nu halve wind. Door weer die bolling wordt de wind aan de achterkant even opgestuwd, wat ook hier een vacuüm veroorzaakt waar het zeil in wordt gezogen. Zoals je ziet, trekt dat vacuüm de kajak eigenlijk naar rechts en een beetje schuin naar voren. Maar gelukkig wil een kajak door zijn flinke lengte niet graag opzij en zal hij daarom vooral recht naar voren gaan. Dat is de weg van de minste weerstand. 

Overigens, de wind blaast natuurlijk ook aan de voorkant in het zeil (hier de linkerkant van het zeil). Net zoals een vliegtuigvleugel aan de onderkant de wind een beetje naar beneden drukt waardoor de vleugel zichzelf omhoog duwt, zoals je voelt met je gestrekte hand uit het autoraam op de rijksweg. Kantel je hand ietsje en je hele arm vliegt omhoog. Maar dat is minder belangrijk. Een vliegtuig zou nooit opstijgen als de vleugels een vlakke plank zouden zijn en alleen maar een beetje naar beneden gekanteld. Het helpt natuurlijk wel, maar is bij lange na niet voldoende. 
Ook helpt het afketsen van de wind wel bij zeilen want het zeil dwingt de wind het hoekje om naar achteren en wordt daardoor zelf wat naar voren geduwd, net als je hand uit het autoraam. Bovendien blaast de wind een lekkere bolling in het zeil wat het vacuüm aan de achterkant ten goede komt. Maar de meeste voorwaartse snelheid ontstaat toch wel door het vacuüm en daardoor zuiging aan de achterkant. Vandaar dat een zeil niet een plat stuk doek kan zijn, als een oud laken van je schoonmoeder. De juiste ingenaaide bolling - en nog veel meer - is onmisbaar voor voldoende zuigkracht aan de achterkant.

We zien hetzelfde effect bij een aan-de-windse koers, maar dan nog sterker omdat de wind gemakkelijker achter het zeil kan komen om daar over de bolling te razen om een nog sterker vacuüm te creëren. 

Vandaar dat zeilschepen bij een scherpe aan-de-windse koers (met dus de meeste vacuümkracht) meer last hebben van helling en dus schuiner gaan dan bij halve wind. Terwijl je zou zeggen dat een zeilschip meer helt bij wind van opzij. Nu weet je waarom het andersom is. Harde wind van opzij is dus minder spannend voor een beginnende kajakzeiler dan dezelfde wind schuin van voren. 
Er is echter één 'maar'. Als je het zeil bij halve wind te veel aantrekt, wordt de kracht aan de windzijde wel erg groot en heeft de wind meer moete om nog over de bolling aan de achterkant te waaien. Zo krijg je alsnog veel hellingkracht. De gouden regel is dat je het zeil niet verder aantrekt dan nodig. Laat het zeil eerst even een beetje wapperen in de wind (er komen bobbels vlak achter de mast) en trekt hem dan ietsje aan. Klaar. Niet meer aankomen.

Gijpen en overstag
Tot slot nog iets over gijpen en overstag, twee termen die iedereen wel eens heeft gehoord. 
Bij overstag gaan, vaar je eerst schuin tegen de wind in (aan-de-wind). Dan draai je de boot verder pal tegen de wind in en nog verder tot je weer schuin tegen de wind in vaart maar dan komt de wind van de andere kant. Dit kun je zo vaak doen als je wilt. Zo vaar je zigzaggend tegen de wind in. Met een kajak onder zeil is het maar de vraag of je niet beter je zeiltje plat kunt gooien en gewoon recht tegen de wind in kunt peddelen als je einddoel daar ligt. Uit proeven blijkt telkens dat de peddelzeiler en de gewone kajakker ongeveer gelijktijdig aankomen De kajakzeiler gaat wel wat harder met veel lichter peddelen maar moet zigzaggen. Dat kost tijd. 
Bij gijpen komt de wind eerst precies van achteren. Je zeiltje staat helemaal uit, haaks op de kajak. Bijvoorbeeld naar rechts. Draai je de boot nu ook wat naar rechts, dan zal de wind enigszins achter het zeil kruipen. Draai je nog wat verder, dan zal de wind het zeil plotseling omblazen naar links. Op zeiljachten een hele toestand omdat de giek de halve bemanning overboord kan slaan als ze vergeten te bukken. Kajakzeilers hebben hier geen probleem mee omdat het zeiltje en de giek verder naar voren staan waardoor het hele zaakje hen nooit kan raken. Zij vangen alleen de klap even op met een peddelsteun (aan de linkerkant in dit geval). Zie ook 'Kajakzeilen voor dummies'.
Gijpen komt vaak voor bij kajakzeilers die voor de wind gaan op flinke surf. Immers, op de surf is het lastig om mooi rechtuit te varen. Voor je het weet dweil je even wat opzij, naar de kant waar het zeiltje ook uit staat. Een typisch gijpmomentje. Ik probeer daarom altijd de andere kant op te dweilen... 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten